Select Page

Ludwig Wittgenstein

1889-1951
BekijkWiki

De wending naar de taal

In de Tractatus Logico-Philosophicus beweert Wittgenstein de problemen van de filosofie voorgoed opgelost te hebben. Later heeft hij zich gedistantieerd van zijn jeugdwerk en het proberen te herschrijven in Filosofische onderzoekingen.

Tijdgenoot Bertrand Russell en Wittgenstein gaan ervan uit dat de logica en ontologie met elkaar zijn verweven, er een verband is tussen de structuur van de logica en de werkelijkheid, dat verband kan gevangen worden in taal. Met de taal kan de werkelijkheid afgebeeld worden. Zijn afbeeldingstheorie voegt iets toe aan het correspondentiemodel van de waarheid. Een uitspraak biedt een logische vorm die zij gemeen heeft met de mogelijke situatie die zij afbeeldt. Een uitspraak is waar als de situatie die zij afbeeldt een feit is.

Uitspraken zijn standen van zaken, De elementen noemt Wittgenstein namen ze staan voor objecten. Standen van zaken zijn configuraties van objecten. Een elementaire uitspraak beeldt via de logische vorm een configuratie van enkelvoudige objecten af. De uitspraak en de stand van zaken hebben de logsiche vorm gemeenschappelijk. Over de logische vorm kan niets gezegd worden, want een uitspraak kan alleen feiten weergeven, maar niet wat afbeelding en werkelijkheid gemeen hebben. (Henrickus: alle betekenis is referentie (afbeelding))

Stellingen van de Tractatus;

  1. De wereld is alles, wat het geval is.
  2. Wat het geval is, het feit, is het bestaan van standen van zaken (connecties).
  3. Het logische beeld van de feiten is de gedachte
  4. De gedachte is de zinvolle volzin
  5. De zin is een waarheidsfunctie van elementaire zinnen.
  6. De algemene vorm van een waarheidsfunctie is:. Dit is de algemene vorm van de zin.
  7. Van dat, waarover niet kan worden gesproken, moet men zwijgen.

De bedoeling van de Tractatus was het afbakenen van de grenzen van zinvol taalgebruik. Hij zegt niets over waarden omdat er geen afbeelding bestaat tussen een betoog over waarden en feiten in de werkelijkheid. Je kunt waarden slechts tonen. Door een radicaal onderscheid tussen waarden en feiten wil hij de waarden redden uit de handen van de wetenschappers en filosofen.

De Wiener Kreis probeert de ideeën van de Tractatus uit te werken in een wetenschappelijk wereldbeeld: logisch positivisme. Het onzegbare krijgt weinig belang, terwijl het dat voor Wittgenstein juist wel had, getuige zijn stelling

6.52 Wij voelen dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen beantwoord zijn, onze levensproblemen nog helemaal niet zijn aangeroerd. Er blijft dan weliswaar geen vraag meer over; en juist dat is het antwoord.

De leden van de Wiener Kreis vluchten voor de Nazi’s naar Amerika en de UK waar ze met hun logisch positivisme veel invloed hebben.

De latere Wittgenstein: taalspelen

In de Tractatus baseert hij zich op een beschrijving van Augustinus. Hij leerde taal doordat door hem dingen aan te wijzen en er dan het woord bij te zeggen. Het augustiniaanse beeld heeft de volgende kenmerken: woorden hebben betekenis doordat zij dingen benoemen; ieder woord heeft één betekenis; de betekenis van het woord is het object waarvoor het staat, zinnen zijn verbindingen van woorden. De functies van de taal zijn daarmee samen te vatten als benoemen van dingen en beschrijven van situaties. Wittgenstein beweert nu dat dit veel te eenzijdig. In de Filosofische onderzoekingen introduceert hij de term taalspel dat is gebruik van taal voor een bepaald doel, zoals gereedschap. Voorbeelden zijn: bevelen, rapporteren, vloeken, een raadsel oplossen, bidden, een hypothese opstellen, een verhaal bedenken, een verhaal lezen, een lied zingen, een voorwerp beschrijven, een mop vertellen, groeten, bedanken, etc. Tussen taal en handelen bestaat een onlosmakelijk verband. Betekenis is context afhankelijk. Hij keert zich tegen zijn eerdere zoektocht naar de essentie van taal. Woorden ontlenen hun betekenis aan hun gebruik in een taalspel, dat weer verbonden is met een levensvorm. Hij heeft in verband van taal niet meer over essenties maar familiegelijkenissen.

De analytische filosofie en de ordinary language philosophy

Wittgenstein en Bertrand Russell worden doorgaans gerekend tot de analytische filosofie, die zich richt op de analyse van filosofisch taalgebruik. Filosofen moeten zich niet bezig houden met vragen die ze niet kunnen beantwoorden, zoals de zin van het menselijk bestaan, het wezen van de natuur, de eigenschappen van de ziel, etc. Ze moeten zich onderscheiden door een systematische manier van het analyseren van een probleem. Russell streefde naar een ideale taal, voor een exacte en logische formulering.

Kritiek op de analytische filosofie is dat het nogal iets weg heeft van een man die de hele dag zijn bril poetst, maar er nooit doorheen kijkt. Van de continentale filosofie wordt het tegenovergestelde beweerd.

4.003 De meeste stellingen en vragen die je kunt vinden in filosofische werken zijn niet onwaar maar onzin. Logischerwijs kunnen we geen antwoord geven op vragen van deze soort, maar alleen vaststellen dat ze onzin zijn. De meeste stellingen en vragen van filosofen komen voort uit ons falen om de logica van onze taal te begrijpen. (…) En het is niet verwonderlijk dat de diepste problemen eigenlijk helemaal geen problemen zijn.”

Print Friendly, PDF & Email