Inhoud
Inleiding
- De natuurwetenschap wil verklaren (causaliteit), de geesteswetenschap wil begrijpen, verstaan.
- Verstehen is een basisactiviteit van het menselijk bestaan
- alledaags begrijpen: doe je met vertrouwde interpretatie kaders
- interpretatiekaders
- komen voort uit de traditie waarin wij zijn ingebed
- worden echter steeds weer aangepast en veranderd bij het toepassen op nieuwe verschijnselen
- herinterpreteren ook overgeleverde betekenissen
- De hermeneutische cirkel- Een dialectisch proces: voorlopige algemene betekenis -> specifieke betekenis -> vab -> sb, etc.
- stap 1: het voorverstaan (pre-reflectie) op basis van vertrouwde interpretatiekaders
- stap 2: expliciet interpreteren – uit elkaar halen van traditionele en nieuwe interpretatie
- stap 3: horizon versmelting – een nieuw interpretatiekader door nieuwe ervaring
- De kracht van het kunstwerk zit in zijn aanwezigheid – het geeft nieuw zicht op wat vanzelfsprekend is.
Vier betekenissen van hermeneutiek
Hermeneutiek is de leer van het uitleggen en interpreteren
- Praktijk van het verstaan (hermeneuse)
- Het alledaagse verstaan
- Het wetenschappelijk verstaan
- Theoretische reflectie op het verstaan
- Methodologsiche hermeneutiek
- Filosofische hermeneutiek
Gadamer twijfelt in Wahrheit und methode aan de validiteit van het streven naar vaste methodologische regels voor de hermeneutiek. De waarheid in het alledaagse bestaan en in de geesteswetenschappen kan niet volgens dezelfde objectiviteit pretenderende methode van het natuurwetenschappelijke ideaal worden verstaan.
Geschiedenis van de hermeneutiek in drie fasen
Ontwikkeling van de hermeneutiek
- Vanaf de Griekse oudheid tot de Renaissance staat hermeneuse voor het puur praktische uitleggen.
- In de Renaissance ontstaat de theoretische en filologische hermeneutiek die regels introduceert. Zij erkennen weliswaar de afstand (in tijd) tussen schrijver en interpreet, maar gingen er vanuit dat er een bovenhistorische rede is die constant is.
- Vanaf de Romantiek is Friedrich Schleiermacher (en later Wilhelm Dilthey) kritisch over de mogelijkheden van het hermeneutisch verstaan zij nemen historische (en persoonlijke) omstandigheden kritisch mee in de interpretatie.
De groei van historisch bewustzijn in de Renaissance doet een filologische hermeneutiek opbloeien, en de strijd rondom de reformatie een theologische (Bijbelexegese). Het vraagstuk van de juiste toepassing van wetten zorgt voor een juridische hermeneutiek. Het gaat in alle vormen om het opstellen van regels voor de interpretatie onderverdeeld in subtilitas intelligendi: het verstaan, – explicandi: de uitleg en – applicandi: de toepassing.
Schleiermacher stelt als eerste de vraag naar de mogelijkheid van het geesteswetenschappelijke verstaan, zoals Kant de vraag stelde naar de mogelijkheden van de natuurwetenschappelijke verklaring.
Dilthey schrijft Kritik der historischen Vernunft waarin hij probeert de geesteswetenschappen van een kentheoretisch fundament te voorzien. Hij verzet zich tegen de positivistische opvatting dat er maar één methode voor de wetenschappen zou zijn: de succesvolle verklarende methode van de natuurwetenschappen, samengevat als: door systematische observatie en experimenten de wetmatigheden ontdekken. Ditlhey stelt in zijn boek dat een verschijnsel uit de historische werkelijkheid niet zo zeer verklaard moet worden maar moet worden verstaan in zijn innerlijke betekenis. Een beeld van Rodin is niet primair een fysisch object met een gewicht en smeltpunt, maar een geestelijk product met een eigen structuur.
Martin Heidegger knoopt aan bij het inzicht van Dilthey dat de menselijke zijnswijze principieel anders is dan die van de natuur. Hij verwijt Dilthey echter dat hij zich in de uitwerking heeft laten misleiden door de kentheoretische vraagstelling van zijn tijd, wat zijn zoektocht naar de grenzen van het verstaan heeft versmald tot de vraag naar een eigen wetenschappelijke methode. Heidegger beoogt een ontologische radicalisering: men heeft zich al die tijd beziggehouden met het zijn als het zijn van een ding, iets dat voorhanden is. Een ding is, maar een mens existeert. Het (menselijke) Zijn is de wijze waarop (niet-menselijke) zijnden zich aan ons voordoen. En die is afhankelijk van hoe wij die opvatten, van ons Zijnsverstaan. Bestaan is verstaan. De menselijke zijnswijze is Dasein. Heidegger werkt deze visie niet uit in geesteswetenschappelijke zin. Hij keert zich radicaal af van de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van zijnden, waardoor het de mens het zicht op (de vraag naar) het Zijn zelf ontneemt. Deze ‘zijnsvergetelheid’ acht hij kenmerkend voor de moderne cultuur.
Bijdrage van Gadamer aan de Hermeneutiek
Een vruchtbare concretisering van de filosofie van Heidegger.
Doelstelling: Gadamer wil duidelijk maken hoezeer het fenomeen van het verstaan het menselijk leven, inclusief de wetenschap, doordringt. Uitgaande van kunst, filosofie en geschiedenis nodigt hij zijn lezers uit tot een wijsgerige bezinning op het verstaan, opdat zij des te bewuster kunnen deelnemen aan de traditie die in het verstaan altijd wordt voorondersteld.
- Het hermeneutische probleem betreft het verschijnsel van het verstaan en van de juiste uitleg van hetgeen wordt verstaan
- Het hermeneutische probleem is niet alleen een probleem van de geesteswetenschappelijke methodeleer omdat
- Er bestaan van oudsher ook vormen van geesteswetenschappelijke hermeneutiek die geen theoretisch karakter bezitten, zoals theologische en juridische hermeneutiek, zij dienen voornamelijk de praktische uitleg
- Het verstaan en uitleggen van teksten is niet alleen een wetenschappelijke aangelegenheid, maar is een oorspronkelijk onderdeel van de menselijke ervaring. Ieder verstaan heeft een praktische dimensie
- Gadamer zet zich af tegen de methodologische hermeneutiek van Schleiermacher en Dilthey, die volgens hem voornamelijk gericht is op een kentheoretische fundering van geesteswetenschappelijke kennis. Hij steunt daarbij op de fenomenologische hermeneutiek van Heidegger waarin wordt gesteld dat het verstaan eigen is aan het menselijke bestaan als zodanig.
- Bij het verstaan gaat het niet primair om methodisch verkregen kennis. In het verstaan van de overlevering worden niet alleen teksten begrepen, maar worden ook inzichten verworven en waarheden gekend. De waarheidsvraag wordt in de moderne filosofie steeds benaderd vanuit de context van de wetenschap.
- Het buitenwetenschappelijk verstaan van teksten laat zich niet reduceren tot een methodologisch vraagstuk. Wat zich overigens ook binnen de wetenschappen zelf voordoet. Ook binnen de wetenschap is er weerstand om de waarheidsproblematiek te reduceren tot een wetenschappelijke methodiek.
- Gadamer relateert de geesteswetenschappen aan de buitenwetenschappelijke ervaring van de kunst, geschiedenis en filosofie. Alleen de filosofische verdieping is in staat om de waarheidsaanspraak van buitenwetenschappelijke ervaringen filosofisch te legitimeren
- Het inzicht moet worden aanvaard dat het verstaan van klassieke filosofische teksten een waarheid onthult die niet langs andere weg is te bereiken, ook als dit de gebruikelijke maatstaven van wetenschappelijk onderzoek en vooruitgang tegenspreekt.
- Ook in de kunst wordt een waarheid ervaren die door de wetenschap niet kan worden vervangen of overtroffen. Net als filosofie helpt de kunst ons de grenzen van het wetenschappelijk bewustzijn in te zien.
- De esthetische theorie begrenst de waarheidsaanspraak van de kunst door het waarheidsbegrip van de wetenschap als maatstaf te hanteren.
- Ook in de geesteswetenschappen doet zich een waarheid voor die de methodische kennis overstijgt. De historische overlevering is niet alleen het voorwerp van geesteswetenschappelijk onderzoek, maar zij spreekt zelf ook een waarheid uit.
- De ervaring van de historische overlevering overstijgt hetgeen in de wetenschappen onderzocht kan worden, omdat zij niet alleen waar of onwaar is in wetenschappelijke zin, maar tevens een waarheid voortbrengt. Het is een opgave voor de mens om deel te nemen aan deze waarheid.
Uit ‘De verbeelding van het denken’: Verstaan is bij Gadamer altijd verstaan van een zaak. We lezen een tekst omdat er een zaak aan de orde wordt gesteld. Het doel is de waarheid die in de tekst vervat ligt te ontsluiten in haar betekenis voor ons.
Wat verandert trekt onevenredig veel meer aandacht dan wat bij het oude blijft. De perspectieven die voortkomen uit de ervaring van de historische verandering lopen daarmee steeds gevaar vertekeningen te zijn, omdat ze het verborgen bestaan van het bestendige vergeten.
Gadamer, Wahrheit und methode
Het hermeneutische waarheidsbegrip
- Het correspondentiemodel van de waarheid stelt dat een uitspraak waar is als ze correspondeert met de feiten. Vaak wordt aangetekend dat experimentele bevestiging voorlopig is. Het gaat ook vaak gepaard met een geloof in de mogelijkheid van groei van onze kennis.
- Bijstelling van hypothesen leidt tot steeds dichter bij een objectieve waarheid komen.
- In de methodologische hermeneutiek (van Schleiermacher en Dilthey) wordt het correspondentiemodel van de waarheid overgenomen. Verstaan is een reconstructie. Het probeert regels op te vatten die het mogelijk maken om in het verstaan objectieve uitspraken te doen.
- Schleiermacher en Dilthey onderscheiden zich wel van de natuurwetenschappelijke methode door niet uit te gaan van een causale verklaring, maar het verstaan van betekenis.
- Maar ze hebben zich volgens Gadamer laten leiden door het natuurwetenschappelijk ideaal van een langs methodische weg tot objectieve kennis komen.
- Volgens de hermeneutische methode moet het verstaan begrepen worden als het reconstrueren van de oorspronkelijke betekenis. De interpretatie stemt dan overeen met de oorspronkelijke intentie van het geïnterpreteerde verschijnsel.
- Gadamer onderscheidt zich hiervan door te stellen dat een definitieve reconstructie nooit kan worden afgerond, het is een integratie, een versmelting, waar onze eigen historie deel van uitmaakt.
- De werkingsgeschiedenis betekent dat de waarheid van een interpretatie mede bepaald wordt door de geschiedenis waar de interpreet zelf deel van uitmaakt. Dat maakt het ontologisch. Dat geldt ook voor het begrip horizonversmelting van interpreet en geïnterpreteerde, omdat beiden vooronderstellingen moeten herzien en wezenlijk zullen veranderen.
De hermeneutiek van Dilthey
Schleiermacher ziet verstaan als een reconstructie, Dilthey breidde de tekstinterpretatie van Schleiermacher uit naar de hele geesteswetenschappen. De geesteswetenschap is gebaseerd op de structurele samenhang van de beleving (Erlebnis), de uitdrukking (Ausdruck) en het verstaan (Verstehen).
Dilthey wijkt op twee punten af van het ervaringsbegrip van Kant dat een a-priorische structuur de gegevens uit de ervaring ordent.
- Het is geen tijdloze structuur, zoals Kant stelt, maar een historisch a priori
- Het omvat niet alleen het intellectuele vermogen, maar gevoelens en de wil.
De categorieën zijn niet louter formeel, maar levenscategorieën. De werkelijkheid die we ervaren is altijd beleefd. Het gaat niet om ervaring maar om beleving. Belevingen staan niet op zichzelf, maar verwijzen naar andere belevingen, samen een belevingshorizon vormend. Belevingen worden voortdurend tot uitdrukking gebracht, samen vormen ze een werkingssamenhang (Wirkungszusammenhang). We kunnen de uitdrukkingen van anderen verstaan omdat we er ons hele leven mee opgroeien. Voor Dilthey is verstaan een vorm van nabeleven. We bewegen ons dan van buiten naar binnen. We putten uit onze eigen levenservaring om de uitdrukking van de ander te verstaan.
Het waarheidsbegrip van Gadamer
De verdienste van Schleiermacher is dat hij het verstaan heeft opgevat als een dialoog. Hij heeft het alleen niet consequent doorgevoerd en de gesprekspartner gereduceerd tot een object dat kan worden begrepen. Het gaat in een dialoog niet om het je verplaatsen in de horizon van de ander. De historicus die de historische horizon reconstrueert, bereikt nooit het punt waar hij zichzelf met die horizon verstaat. Je moet openstaan voor de waarheidsaanspraak van de ander. Het gaat om horizonversmelting.
De interpreet maakt altijd deel uit van de hermeneutische cirkel (is geen objectief buitenstaander, zoals Schleiermacher en Dilthey impliceren). De hermeneutische cirkel is eerst en vooral een ontologische cirkel.
Schleiermacher en Dilthey beschouwen de tijdsafstand als een hindernis die moet worden overwonnen, volgens Gadamer maakt die afstand het verstaan juist mogelijk. De werkingsgeschiedenis toont de productieve werking van de tijd op het verstaan. Wij zijn zelf al opgenomen in de geschiedenis en daardoor werkzaam in het verstaan. De werkingsgeschiedenis bepaalt wat er uit het verleden als onderzoeksobject te voorschijn treedt. Het waarheidsbegrip van Gadamer is daarmee ontologisch. De ontologische waarheid, de traditie waarin we leven, gaat vooraf aan de onderscheiding van ware en niet ware uitspraken. De versmelting is een proces van verhulling en onthulling: de nieuwe begrippen die ontstaan verhullen inzichten die er voorheen waren. Verstaan is altijd een ander verstaan nooit beter.
Kennis is afhankelijk van de werkingsgeschiedenis, een onbevooroordeeld verstaan is onmogelijk, integratie van verstaan is nooit volledig.