Inhoud
Rubricering
Inleiding
Begrip van kunst kan niet zonder kader, bijvoorbeeld chronologie als kader voor bestudering van de ontwikkeling. Maar één enkele rubriek kan niet volstaan. Herkomst, functie en techniek kunnen bijvoorbeeld een chronologisch kader onbruikbaar maken.
Chronologie en stijl
Kennis van de chronologische ontwikkeling moet gekoppeld worden aan verschillende stijlen per gebied en per kunstenaar. Het begin van het gebruik van centraal perspectief en de pogingen om de klassieke kunst te laten herleven kunnen nu geduid worden als de renaissance, waarbij Massacio‘s De Drie-eenheid gekwalificeerd wordt als vroegrenaissance en Rafaël als Hoogrenaissance. In de huidige tijd zijn de verschillen in stijl zo groot dat de traditionele chronologische rubricering niet of nauwelijks nog toepasbaar is.
De Legenda aurea (Latijn voor Gouden legenden) is een verzameling heiligenlevens en kerkelijke feesten (m.n. Kerstmis, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren), geordend volgens het kerkelijk jaar, in het laatste kwart van de 13e eeuw gecompileerd en geredigeerd uit reeds bestaande en soms heel oude Latijnse legenden door de Italiaanse dominicaan Jacopo da Varazze, beter bekend als Jacobus de Voragine (1228-1298), aartsbisschop van Genua.
Gulden legende van Jacobus de Voragine (1264)
Iconografie
De offergave van Ghirlandaio beeldt een tekst uit de Legenda aurea uit. Het vertelt een verhaal dat begint bij de verachting van Bijbelse vrouwen Sarah, Rachel en Hannah, die allen veracht werden omdat ze onvruchtbaar leken. Uiteindelijk kregen ze allen een kind dat een belangrijke rol ging spelen, ze waren uitverkoren. Net als Joachim en Anna, de ouders van Maria. Bestudering van de teksten waarop het kunstwerk is gebaseerd geven meer inzicht in de betekenis ervan. Inhoud en vormgeving of stijl kunnen niet los van elkaar gezien worden. Ook hier geldt dat vanaf de 20e eeuw een iconografische rubricering vrijwel nutteloos is.
Genres
Genres zijn eigenlijk ruimere iconografische kaders.
- Historieschilderkunst »
- Genreschilderkunst »
- Portretschilderkunst »
- Architectuur- en landschapschilderkunst »
- Stillevenschilderkunst »
NB. Het ongelukkig betitelde genre Genreschilderkunst staat voor voorstellingen van alledaagse taferelen.
Historieschilderkunst
In De pictura (1435, over de schilderkunst) stelt Leon Battista Alberti dat de historia het voornaamste werk is van de schilder. Dat wil zeggen het is een voorstelling met een verhalend onderwerp dat is ontleend aan de bijbel, de geschiedenis (religieus en profaan) of de mythologie. Het moet daarnaast behagen, ontroeren en onderrichten. Deze aspecten komen niet uit de schilderkunst maar uit de retorica (welsprekendheid) van de Romeinen (Cicero). Dank zij Aristoteles en Horatius werd schilderkunst ‘woordenloze poëzie’ of ‘sprekende schilderkunst’, ut pictura poesis. Deze interpretatie van schilderkunst heeft vooral de historieschilderkunst opgewaardeerd naar het hoogste niveau vanwege veelzijdigheid, kennis en morele verhevenheid die het van de schilder vraagt. Bij Ghirlandaio’s offergave geweigerd vertelt de rijk gedecoreerde tempel een verhaal dat met woorden heel omslachtig en lang zo fijnzinnig niet uitgedrukt zou kunnen worden.
Genreschilderkunst
Een historia zoals de offergave mag een eigentijds beeld hebben, volgens Alberti, ken je echter het verhaal er achter niet dan zou het een scene uit het alledaagse leven kunnen zijn. Volgens André Félibien moet het gaan over grote daden of mooie onderwerpen, zoals dichters doen. Het dagelijks leven is banaal. Toch wordt bijvoorbeeld in Het morgentoilet van Jan Steen ook een (moraliserend) verhaal vertelt, ook al is het ver van de Legenda aurea of de bijbel. De naam heeft het gekregen in de 19e eeuw onder invloed van stromingen als impressionisme en realisme, toen men een rechtstreekse weergave van de werkelijkheid nastreefde.
Portretschilderkunst
Volgens Karel van Mander is portretschilderkunst van een lager allooi dan historia. Portretten beelden meer uit, bijvoorbeeld is aan de setting van het Arnolfini portret (van Eyck) of het portret of Jacopo Strada (Titiaan) af te leiden wat de context is. Volgens Giorgio Vasari wordt het in Venetië gebruikelijk voor iedereen die maar iets te betekenen heeft zich te laten afbeelden. De huizen hangen vol met voorouders. Aan kleding en attributen is af te leiden wat die betekenis geweest zou kunnen zijn. Een afbeelding te paard is een verwijzing naar Marcus Aurelius en ten voeten uit betekent een zeer hoge status. Portretten hoefden niet levensecht te zijn, denk aan de Haarlemse reeks, waar de schilder de geschilderden niet gekend kan hebben en waar verschillende graven bovendien familie lijken te zijn terwijl dat niet het geval is. In de 19de probeerde onder andere Vincent van Gogh om niet alleen het uiterlijk te schilderen, maar ook het innerlijk.
Architectuur- en landschapschilderkunst
Vanaf de 14e eeuw en als gevolg van vernieuwingen van Giotto nam het streven om menselijke handelingen realistisch af te beelden toe. Om het overtuigend te maken moet ook de achtergrond, de omgeving, het landschap, de architectuur ‘echt’ zijn. Benozzo Gozzoli doet dit zo realistisch dat de stap naar landschappen of stadsgezichten als zelfstandige onderwerpen nog maar een kleine is. In de 1e eeuw kwamen ze al voor in de villa’s van de Romeinen, zoals we weten uit het werk van Vitruvius en Plinius Maior, die schreef over de wandschilderingen van Spurius Tadius, maar de vraag ernaar begon pas in de loop van de 15e eeuw weer te ontstaan. Volgens Giorgio Vasari liet Paus Innocentius VIII Pinturicchio steden en landschappen schilderen geïnspireerd door de Vlamingen.
Dit genre is lange tijd bepaald door
- landschappen waarin mensen hun sporen hebben achtergelaten,
- stedelijke en nationale trots.
In de 16e en 17e eeuw was er een opleving van wandschilderkunst in Romeinse stijl. Geleidelijk aan stijgt de bewondering voor de natuur waarin de mens nog niet heeft ingegrepen, dat is immers Gods schepping. Claude Lorrain en Jacob van Ruisdael tonen de natuur in haar vermeende oorspronkelijke staat en overweldigende macht: sublime. Vooral John Constable probeert de werking en veranderlijkheid van de natuur weer te geven.
Ghirlandaio schildert in de Offergave architectuur uit zijn eigen tijd en omgeving. Landschappen schilderen en plein air was pas mogelijk vanaf de 19e eeuw, voor die tijd werd de verf in het atelier gemaakt en werd geschilderd op basis van schetsen. Landschap schilderingen boden voldoende uitdagingen om volgens de kunsttheorie niet als laagste vorm te worden gewaardeerd, maar omdat het niet over de mens ging was de waardering ook niet het hoogst.
Stillevenschilderkunst
Ontstond als apart genre rond 1500. Kreeg zijn naam rond 1650. Grote productie in de Noordelijke Nederlanden vooral in de 17e eeuw. Waarschijnlijk ook geïnspireerd dor de Romeinen. Plinius Maior (75 AD) noemt de Griekse schilder Zeuxis (500 BC) die druiven schilderde waar de volgels op af kwamen. Ook de fruitmand op Ghirlandaio’s geboorte van Johannes de Doper is niet realistisch, gezien de combinatie van fruit uit verschillende seizoenen.
Jan Davidsz. de Heem toont hoe mooi het kan zijn. Zit ook hier een boodschap van vergankelijkheid in? Waarschijnlijk wel , maar zeker niet alles werd geschilderd met een moraliserende intentie.
Kunsttheoretici als André Félibien zagen de afbeelding van lichamen, gebaren, uitdrukkingen en emoties als de belangrijkste aspecten van een schilderij. Volgens de ‘officiële smaak’ moesten kunstenaars zich hier niet mee bezig houden. Stillevens stonden onderaan in de hiërarchie van de kunsttheorie, maar in de praktijk was dat anders, zowel voor kunstenaars als publiek. Caravaggio (in 1602) en Matisse (in 1908) verklaren dat het net zo moeilijk is als een klassiek beeld.
Beperkingen van de rubricering
- Ontstaan in de 15e en 16e eeuw en niet van toepassing op de kunst er voor.
- Ook niet van toepassing op de kunst van na 1850, zoals non-figuratieve kunst
- Grote verschillen binnen één rubriek afhankelijk van tijd en plaats
- Kunsttheoretici:
- Plinius Maior, Leon Batista Alberti, Giorgio Vasari, André Félibien
- Die laatste schetst een hiërarchie van levenloos, naar levend, naar de mens geschapen als evenbeeld van God. Waarbinnen de portretschilder weer lager staat dan de schilder van voorstellingen met meerdere mensen, liefst naar voorstellingen van grote daden uit de geschiedenis of mythologie.
Techniek
Ghirlandaio’s vormen en kleuren lopen niet in elkaar over, dat komt door de el fresco techniek, die dat niet toestaat. Beoordeling van een werk dient hiermee rekening te houden en el fresco werk gaat vooral om durf en trefzekerheid gezien het tempo waarin gewerkt moet worden.
Olieverf biedt de mogelijkheid om kleuren transparant over elkaar te schilderen, met veel beter licht-donker werking (Lorrain, Anotello, de Heem). Van Eyck schilderde vrijwel zonder zichtbare penseelstreken, Rembrandt’s schilderijen lijken van dichtbij juist bedekt met klodders en vegen. De uitvinding van tubes verf halverwege de 19e eeuw lijkt nauw samen te hangen met de opkomst van het impressionisme. Pierre Soulages werk uit 1953 is louter techniek.
Functie
Ghirlandaio’s offergave is in een kerk geschilderd, dit roept de vraag op naar de functie van het schilderij. Ondanks dat het derde van de tien geboden stelt dat het maken van beelden niet is toegestaan. Paus Gregorius de Grote (540-604) stond het toe met de volgende functionele argumenten, in 1492 herhaald door de monnik fra Michele de Carcano:
- de onwetendheid van eenvoudige lieden die de heilige schrift niet kunnen lezen
- vanwege de laksheid van onze gevoelens en de ontroering die we voelen bij het zien van de beelden
- vanwege ons onbetrouwbare geheugen, omdat mensen niet kunnen onthouden wat ze horen, maar wel wat ze zien.
Naast het didactische argument van de kerk (het kunstzinnige was van ondergeschikt belang en kon zelfs afleiden) doet de afbeelding van opdrachtgevers vermoeden dat het ook ging om diens vroomheid en macht te tonen.
Vanaf de 16e eeuw werd (niet religieuze) ook gemaakt omwille van de kunst. De artistieke waarde, het genoegen dat het verschaft en hoe het afstraalt op de eigenaar waren voldoende. Vanaf de 19e eeuw neemt het didactische element steeds meer af. Een andere functie van bijvoorbeeld portretten of historische gebeurtenissen is de herinnering. Daarnaast is er politieke propaganda of reclame kunst. Dit blijkt uit een document ondertekend door Giovanni Tornabuoni en Domenico Ghirlandaio in 1485. Tornabuoni’s ‘bedrog’ van de Ricci wordt smakelijk verteld door Vasari.
Maar bij de onthulling van de kapel had men de poppen aan het dansen, want met veel misbaar zochten de heren Ricci naar hun wapen, en toen ze dat niet vonden, gingen ze ten slotte met hun contract naar de Raad van Acht. Waarop de Tornabuoni erop wezen dat het wapen op de meest in het oog springende, eervolste plaats was aangebracht; en hoewel de anderen uitriepen dat het daar [op het frontispice onder een boog die de top van dat paneel vormt, bracht hij een onbenullig schildje aan van de Ricci] niet te zien was, kregen ze te horen dat ze ongelijk hadden, want omdat Giovanni het had laten aanbrengen op een zo eervolle plaats, namelijk vlak bij het Allerheiligst Sacrament, moesten zij zich daarmee tevreden stellen.’
Giorgio Vasari, ‘De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten Van Cimabue tot Giorgione’, Contact, Amsterdam, deel I 1992 blz. 250-251 (oorspronkelijke uitgave 1568).
De Florentijnse monnik Girolamo Savonarola (1452-1498) preekte tegen de verhulde propaganda en ijdelheid: Alles is vol met wapenschilden.
Tot slot: rubiceren is een hulpmiddel, geen doel op zich.
Samenstelling en Redactie Mieke Rijnders en Patricia van Ulzen
Jan de Jong