Veelvormige dynamiek - H0
Europa in het ancien régime 1450-1800Inhoud
Europa, 1450-1800. Traditie en vernieuwing, eenheid en verscheidenheid
Dertien bijdragen van veertien auteurs, schetsend een aantal belangrijke en karakteristieke ontwikkelingen in (en rond) Europa in de periode van circa 1450 tot circa 1800.
Bestaat er een gemeenschappelijke Europese geschiedenis, opgevat als een geschiedenis van een gemeenschappelijke cultuur, die wij als europeanen ook als zodanig ervaren?
Leidt dit tot een gevoel van een Europese identiteit?
Jan Romein (1893-1962)
Vermeende gemeenschappelijke lotsbestemming van de “proletariërs aller landen”. Boek Aera van Europa – De Europese geschiedenis als afwijking van het algemeen menselijke patroon.
Henri Brugmans
Pleitbezorger van de federale Europese gedachte. Europa leeft voort als realiteit. Het heeft een gemeenschappelijke scheppende geschiedenis. Het heeft zelfs een gemeenschappelijke bestemming.
Pim den Boer
Aan Europa en zijn bewoners toegeschreven verworvenheden: de vrijheid, het christendom en de beschaving.
Frits Bolkestein.
Wijst in 2009 de idee van een hedendaagse Europese identiteit af. Erkent wèl het bezit van een gemeenschappelijke geschiedenis als onderscheidende factor. Als liberaal heeft hij overigens bij meerdere gelegenheden de betekenis onderstreept van het waarde- en normenpatroon van de Verlichting en haar verworvenheden: zoals vrijheid, individualisme, secularisatie en de scheiding van kerk en staat.
Toch zijn er voldoende gemeenschappelijke elementen die maken dat Europeanen iets eigens, iets specifieks bezitten waardoor zij zich blijkbaar als collectieve groep onderscheiden.
Voltaire en Burckhardt
Voltaire (1694-1778).
Europa vormt een zekere eenheid en de geschiedenis ervan vertoont samenhang. Die eenheid en samenhang manifesteert zich als men het christelijk Europa onder de loep neemt. Gedurende het ancien régime ontwikkelden zich allengs een zeker saamhorigheidsbesef en groepsbewustzijn die als Europees kunnen worden gekwalificeerd. Internationale netwerken van gelijkgezinden – zoals de Republiek der Letteren van de geleerde wereld – voorbehouden aan de elite, vooral aan het kosmopolitisch deel ervan.
Voltaire’s opvattingen:
Europa heeft gemeen
- in essentie dezelfde religie, dezelfde politieke beginselen en rechtsprincipes
- de voorrang en een aantal rechten van bepaalde vorsten, zoals de keizer, koningen en andere, mindere machthebbers
- de uitwisseling van ambassadeurs
- de behandeling van (krijgs)gevangenen.
Jacob Burckhardt (1818-1897).
1860: Die Kultur der Renaissance in Italien. Hij zag de renaissance als een cultuurperiode waarin niet alleen literatuur en kunstuitingen toonaangevend waren, maar waarin deze beter tot hun recht kwamen ingebed in een samenspel van een aantal bredere ontwikkelingen en van een nieuw elan die zich ook op het gebied van godsdienst, politiek en zeden, kortom in de samenleving als geheel, zouden hebben geopenbaard.
Renaissance: werkelijke bakermat van de moderne tijd. Een breukbesef, een cesuur met de middeleeuwen, door:
- de creatie van de staat als “kunstwerk”, als resultaat van (doelbewust) menselijk handelen
- de ontwikkeling van het individu als een zelfstandig scheppend wezen
In beide zag hij een aankondiging van een nieuwe tijd voor Europa.
Europa als geografische entiteit
Vanaf de tweede helft 16e eeuw: Europa wordt in kaart gebracht. Kaarten werden soms welbewust vertekend om politieke of propagandistische redenen. Veranderd wereldbeeld in geografisch opzicht als gevolg van ontdekkingsreizen.
De Spaanse koning Filips II, die uiteraard groot belang had bij een cartografie van het Spaanse wereldrijk, stelde Ortelius aan als hofgeograaf.
Hogenberg, Frans; Aitsinger, M (1583)
Beroemde kaartenmakers zijn:
- Abraham Ortelius
- Gerardus Mercator en diens zoon Rumold,
- Willem en Joan Blaeu.
Ook verschijnen er voorstellingen van Europa als symbool:
- Koningin – Sebastian Münster (1588)
- Leo Belgicus – Michael von Aitzing (1583), de Nederlanden in de vorm van een leeuw.
In hoeverre vormde het Ottomaanse Turkije dan een Europese macht? En hoort Rusland bij Europa? Voltaire refereerde al expliciet aan een Christelijk Europa.
Aard en inrichting van het landschap
- Sociaal-geografische aspecten worden relatief uitvoerig weergegeven op kaarten van latere datum. Bijvoorbeeld het groeiend aantal plaatsnamen.
- Fysisch-geografische aspecten vomen barrières, zoals bergketens en uitgestrekte wouden. Het zijn zware hindernissen als het gaat om reizen, vervoer en communicatie. Vervoer vond voor een belangrijk deel plaats langs de wegen uit de Romeinse tijd.
- Landbouw legde in vergelijking met de hedendaagse situatie een veel geringer beslag op het Europese grondgebied. Uitgestrekte delen van Europa werden nog gedomineerd door enorme bossen, nauwelijks toegankelijke bergketens en omvangrijke moerassen, veengebieden en heidevelden.
- Verstedelijking neemt vanaf de 17e eeuw overal toe, evenals de controle en het gezag van de overheid over moeilijk toegankelijke gebieden.
- Economie veranderde Het landschap geleidelijk door ingrepen om ontginningen, inpolderingen en droogleggingen.
- Steden woonhuizen uit hout, later uit baksteen of natuursteen. Economische, politieke, culturele en religieuze factoren oefenen invloed uit op de aanleg, de architectuur en de verschijningsvorm van de steden. Heel lang was Constantinopel (Istanboel) de grootste “Europese” stad, pas in de 18de eeuw zou het worden overvleugeld door Londen. Steden met meer dan 100.000 inwoners waren uitzonderlijk. Het silhouet van steden wordt gedomineerd door kerktorens, in het Ottomaans-Turkse deel door minaretten.
Europa 1450-1800 – Ontwikkelingen in hoofdlijnen
Europa heeft een gezamenlijke geschiedenis en een gezamenlijke cultuur. Politiek, sociaal, economisch en mentaal. Eenheid en verscheidenheid en pluriformiteit. Voortdurende interactie van traditie en vernieuwing. Grote en ingrijpende, maar ook heel geleidelijke veranderingen.
Vanaf 1450 raken veranderingen in een stroomversnelling, die de traditionele middeleeuwse samenleving ingrijpend zal wijzigen. Een overgang van een agrarisch-feodale samenleving, met een hoge mate van continuïteit binnen een vrijwel gesloten kosmos van God, mens en natuur, naar een opener samenlevingstype en wereldbeeld. Universele gezagsaanspraken van paus (reformatie) en keizer (new monarchies), in de middeleeuwen bindende factoren, nemen af.
Politiek en staatkundig is 1453 een belangrijk jaar:
- einde honderdjarige oorlog Frankrijk en Engeland en
- de val van Constantinopel de hoofdstad van het Byzantijnse rijk verovert door de Ottomaanse Turken.
De Turkse macht op de Balkan bereikte haar maximale omvang in 1683 (17e eeuw) toen de Turken voor de poorten van Wenen werden verslagen.
De tendens tot centralisatie en stroomlijning van de staatsmacht (gepersonifieerd in de vorst) loopt als een rode draad door de periode 1450-1800. Met als gevolg:
- oprichting van een geregeld leger
- de opbouw van een relatief omvangrijk bureaucratisch “overheidsapparaat”
- een beter georganiseerde belastinginnin
- codificatie en uniformering van wetgeving en rechtspraak.
Vorsten schiepen hun eigen ambtsadel, door een systeem van patronage rechtstreeks gerekruteerd uit de (gegoede) burgerij, door hun persoonlijke afhankelijkheid van de vorst doorgaans een betrouwbaarder instrument dan de vaak onwillige oude feodale adel. Hiermee werd de positie van de traditioneel bevoorrechte standen en groeperingen (hogere clerus, feodale adel en steden) verzwakt.
De “moderne” vorstelijke centralisatiepolitiek, met als hoogtepunt absolutisme of een verlichte variant hierop, riep de nodige weerstanden en tegenreacties op. Vaak kende dit verzet belangrijke conservatieve elementen. Meestal leiddde het tot een plaatselijke of regionale revolte, soms tot een heuse revolutie. In verschillende notoire verzetshaarden speelde de feodale adel, beducht voor het tanen van zijn invloed, een vooraanstaande rol.
Met de terugval van de adel en de opkomst van de steden nam vooral in West-Europa de betekenis van het feodalisme af. In delen van Oost-Europa vielen bepaalde groepen van de plattelandsbevolking economisch en juridisch zelfs opnieuw terug in een zekere mate van horigheid en onvrijheid, de zogenaamde tweede feodaliteit.
De betekenis van de burgerij in het economische en maatschappelijk leven nam daarentegen aanzienlijk toe. Toenemende handelsbewegingen, betere communicatiemogelijkheden en de groei van de steden (in aantal en in grootte). Het meest profiteerde de burgerij in West-Europa.
Opkomst van de burgerij, in het bijzonder van een kleine welgestelde groep kooplieden en entrepreneurs, door de introductie van
- nieuwe ontwikkelingen op het gebied van nijverheid, betalingsverkeer, scheepsbouw en navigatietechnieken
- algemenere schaalvergroting op economisch en commercieel terrein.
Deze ontwikkelingen schiepen samen met de ‘ontdekkingstochten’ de voorwaarden voor de industriële revolutie.
Vanaf de 15e eeuw start de Europeanisering van de wereld. Beginnend als exploratie en missionering, al snel verschuivend naar exploitatie in de vorm van handel en mijnbouw, uiteindelijk uitmondend in slavernij, plantagecultures en kolonialisme. Door Immanuel Wallerstein genoemd “the modern world system” of “European World Economy”.
In de 18e eeuw werden verschillende grote conflicten en oorlogen buiten Europa uitgevochten. Terwijl in Europa 60 tot 80% van de bevolking zijn geld verdiende in de agrarische sector. Het gros van de bevolking in Europa was slechts zijdelings betrokken. Kennismaking met andere culturen leidde tot relativering van de eigen cultuur (en culturele superioriteit) en noties. Ook aanvankelijk alleen in verlichte en elitaire kring
De Reformatie (relativering van de enkele Rooms Christelijke waarheid), Renaissance & Humanisme en Verlichting leidden alle tot diepgaande veranderingen in mens- en wereldbeeld. Op den duur ruimte makend voor:
- een persoonlijker getinte geloofsbeleving
- een vergaande laïcisering (zorgen dat de kerk minder invloed heeft op iets) van de staat
- een groeiende secularisatie van de samenleving, in toenemende mate weerspiegeld in de kunst, de filosofie en de geschiedbeschouwing.
Copernicus, Kepler, Galilei, Bacon en Newton vervangen het klassieke geocentrische door het heliocentrische wereldbeeld, waarin niet langer de aarde maar de zon in het middelpunt staat.
Rond 1800 is er een belangrijke cesuur met de doorbraak van twee totaal verschillende revoluties:
Periodebegrip en periodisering
De term ancien regime wordt vanaf 1788 gebruikt, wat duidt op een breuk besef. Met de term wordt niet alleen het bewind bedoeld, maar ook de maatschappij structuur en de religieuze orde. Tegenwoordig spreekt men eerder van ‘voormalig’ of (vroeg)moderne geschiedenis. Men is het niet eens over de begrenzing van de periode:
- Perry Anderson: kenmerk is de feodale productiewijze dus start in 8e 9e eeuw
- Wie Reniassance bepalend vindt: start 1400
- ontdekkingsreizen doorslaggevend vindt: start 1492
- wie de kerkelijke structuur doorslaggevend vindt: start is de Reformatie van 1517
Johan Huizinga: zowel het periodebegrip als de periodisering zijn steeds tot op zekere hoogte willekeurig. IJkpunten als 1453 en 1800 zijn kristallisatiepunten van dynamiek van veranderingen, ontwikkelingen en vormen van zingeving.
Ancien régime en vroegmoderne tijd, 1450-1800
- Het is niet zinnig vast te houden aan het ancien régime als periodebegrip.
- Verandering en dynamiek zijn een continu gegeven.
- Hybridisch conglomeraat van aspecten, facetten en componenten in verandering zijn voortdurend en tegelijk, zij het in ongelijke tempo’s, werkzaam.
- De werking en invloed van deze dynamiek van vallen en opstaan, van actie en reactie, is niet zelden pas op lange termijn herkenbaar.
- Franse Revolutie wordt gebruikt als ijkpunt omdat het het slotakkoord is van een periode die met terugwerkende kracht als het ancien régime is benoemd, en tegelijk ouverture is van een moderne tijd.
Europa onder spanning: opzet en inhoud van het boek
Enige restricties
Ordeningen zijn geforceerde constructies. Het is aan de lezer om overzicht te ontwikkelen tussen de hoofdstukken van het boek en de keuzes van invalshoeken en thema’s. Niet in de laatste plaats de eurocentrische insteek.
Over benadering en interpretatie. Een historiografische kanttekening
Het boek behandeld main issues van de geschiedenis. Er zijn geen definitieve intrepretaties. Historische kennis is, als constructie van een verleden werkelijkheid, aanvechtbaar en omstreden
Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden
Johan Huizinga
Elke geschiedschrijving draagt het navelmerk van den tijd die haar baarde
G.W. Kernkamp
Een Europese cultuur in het ancien régime?
Het ancien régime: in hoeverre kunnen we dan van een saamhorigheidsbesef of een samenleving spreken die als Europees kan worden gekwalificeerd.
Het besef tot één grote Europese cultuur te behoren, was voor veruit het grootste deel van de bevolking ver te zoeken. Ten tijde van het ancien régime traden al allerlei veranderingen op die qua werking en uitstraling de traditionele kaders op sociaal, juridisch, economisch, politiek en religieus gebied. En tevens de geografische grenzen van staat en regio overschreden. Ze tendeerden – vaak nolens volens, tegen wil en dank – naar toenemende overeenkomsten in leef- en denkwereld, naar een Europese cultuur.
Aanvankelijk gaf een beperkte groep, overwegend de elite, actief vorm of had direct deel aan de nieuwe ontwikkelingen.
- Bij adel en patriciaat, aan vorstenhoven en in de diplomatie treedt een vergelijkbare verruiming van de culturele dimensie op.
- Clerus: kosmopolitisme door de universele pretenties van hun kerk.
- Geleerden en wetenschappers: ook kosmopolitisch door groeiend besef van onderlinge verwantschap en saamhorigheid, als loyale onderdanen van een virtuele, werkelijk Europees georiënteerde Republiek der Letteren.
Verruiming van de culturele dimensie was aanvankelijk vooral een zaak van de elite – invloed van renaissance, humanisme, protestantse en katholieke Reformatie, en Verlichting. Daarna: een steeds grotere groep door alfabetisering, een gevarieerder voedingspatroon en een verbeterde hygiëne.
Her en der was er sprake substantiële groei van het politieke besef. Eén en ander leidde zonder meer tot een verdere verruiming van het culturele blikveld, maar van een samenhangende en alom als zodanig ervaren Europese cultuur was beslist nog geen sprake. Daarvoor overheersten in de periode 1450-1800 de onderlinge verschillen nog altijd te zeer.
Verstrekkende overeenkomsten in leef- en denkwereld werden eerst gecreëerd met het moderniseringsproces in de 19e en 20e eeuw, in belangrijke mate als gevolg van de doorwerking van de Franse Revolutie en de industriële revolutie. De wortels daarvan moeten echter wel in het ancien régime worden gezocht.
auteurs: Willem Frijhoff en Leo Wessels